Frelons ©Dick van Tongeren
[email protected]
Dit is een triest verhaal dat toch ook geschreven moest worden.
Het is niet geschikt voor gevoelige lezers en dierenvrienden, wees gewaarschuwd!
Er is weer een wespennest in de schuur.
Net als een paar jaar geleden hangt het aan het houten plafond.
Grote wespen vliegen zoemend langs je hoofd als je even iets moet pakken.
Grote wespen: in Nederland 'Hoornaars' genoemd, ‘Frelons’ in het Frans.
Twee keer zo groot als normale wespen en met een felrode kop.
Dat kan natuurlijk niet, dat nest moet weg!
Geen probleem in Frankrijk.
Even naar de winkel een ‘bombe’ kopen.
Een spuitbus speciaal voor het doden van wespen. Tot op zes meter afstand!
Wachten tot het donker wordt, op het nest richten en tien seconden spuiten.
De wespen vallen meteen dood neer.
Een enkele nieuwkomer gaat toch naar het nest en legt ook het loodje.
Dan het nest opruimen.
Het is gemaakt van papier en je kan het zo van het plafond afplukken.
Het is zwaar want het zit vol wespenlarven. En die zijn niet dood.
In ieder raadje zit er een want de wespen leggen geen honingvoorraad aan, ze zorgen alleen voor nageslacht en leven van andere insecten, plantensappen en fruit.
Honderden wriemelende larvelijfjes.
Die moeten ook maar dood. Verbranden met het papieren nest lijkt me het best.
Ik giet er lampenolie overheen en steek het aan.
Het brand goed maar als de olie op is, is het nest tot mijn verbazing nog grotendeels intact en leven de meeste larven nog.
Nogmaals royaal olie er overheen.
Als de larven verbranden stijgt er een heerlijke geur op, het lijkt een beetje op geroosterd brood.
Geen wonder dat verse larven in sommige culturen als een lekkernij gelden.
Die avond hebben we vijf keer een binnengedrongen Frelon die zoekend rondvliegt.
Daarvóór hebben we daar helemaal geen last van gehad dus het moeten wel overlevenden zijn die zoeken waar het nest gebleven is.
En er is nog een nest. Op zolder.
Maar dat is niet zo makkelijk weg te krijgen.
Het zit tussen het luik en het raam van de dakkapel.
Je kan er van binnen niet bij omdat het raam er voor zit en dat goed sluitend is.
Hierdoor komt er ook geen Frelon op zolder.
Van buiten kan je er ook niet bij want daar zit het luik ervoor.
Dat kan je alleen open maken door van binnen het raam open te maken en de grendel eraf te halen.
Maar dat kan dus juist niet. Het nest zou scheuren en je zit dan meteen met tientallen woeste Frelons in huis.
De enige toegang tot het nest is in gebruik door de wespen: een spleet aan de bovenkant van het luik.
Een tiental wespen bewaakt die ingang, die ook al onbereikbaar is door hoogte, hek, onkruid en onbegaanbaar terrein.
Het is een patstelling.
In afwachting van een helder moment laat ik het maar zitten, tenslotte komen ze niet op zolder of in huis.
En om tegen donker met de gifspuit aan de slag te gaan op een zolder waar kleine kinderen moeten slapen…
Het is trouwens een leuk gezicht en mooi te zien hoe de wespen achter het glas verder bouwen aan hun nest.
Dat groeit behoorlijk snel.
We zijn bezig op een helft van het dak de dakpannen te vervangen, gelukkig niet in de buurt van het nest.
We hebben opvallend weinig last van de Frelons.
Af en toe zoemt er een langs en als die te opdringerig wordt laat hij zich met een armzwaai en wat schreeuwen makkelijk verjagen.
Omdat het al de hele week mooi en droog weer is laten we het dak halfopen liggen.
Te optimistisch!
’s Avonds komt een onweer en na enkele seconden lekt het binnen in straaltjes.
Opeens valt een grote druppel op een hete gloeilamp die door die plotselinge afkoeling ontploft.
Iedereen schrikt. Vrouwen en kinderen gillen. Er moet wat aan gedaan worden.
Sione licht bij met een bouwlamp en ik ga met een groot stuk plastic het dak op.
Terwijl ik het plastic onder de pannen schuif en de rest vastspijker komen de Frelons.
Drie houden er Sione in de gaten, één doet aan stuntvliegen in de lichtbundel of kruipt in de lichtvlek op de muur en twee komen kijken wat ik op het dak uitvoer. Ze zitten bijna op onze handen en kijken, maar doen verder niets.
Als Roel, Sione en de kinderen weer naar Nederland zijn vertrokken heeft Finie er genoeg van.
Ze begint met een katapult eikels naar het luik te schieten om de Frelons naar buiten te lokken.
Daar wacht ze ze op met tennisracket en vliegenmepper.
“Als je er een raakt voelt het net aan als een garnaal” roept ze enthousiast “het kraakt een beetje!”
Ze gaat ermee door tot na zonsondergang, half duister.
De volgende dag heeft ze een kiertje gevonden aan de binnenkant van het raam.
Daar spuit ze Glassex door dat aan de buitenkant (maar ook aan de binnenkant) langs het raam loopt.
De het hele nest zoemt verontwaardigd en werksters beginnen de natgeworden delen van het nest te verwijderen.
Ze knagen het los en laten het vallen.
De binnenstruktuur van het nest wordt zichtbaar: meerdere verdiepingen die in het midden met een steeltje aan elkaar vastzitten.
Overal gewriemel van wespen en larven.
Grote drukte en paniek in het nest.
Ik begrijp dat dit vroeg of laat fout gaat.
De Frelons zullen ontdekken wie de pestkop is en die met tientallen te lijf gaan of gewoon iedereen in de buurt aanvallen.
Het nest moet weg!
En gelukkig komt het heldere moment met de oplossing.
Ik boor een gat in het raamkozijn boven het nest en sluit dit snel af met een bout voor de diertjes binnenkomen.
Aan een ‘bombe’ maak ik met tape een slangetje vast. Daarmee kan ik door het gat richten en de Frelons doden.
De dieren tussen raam en luik vallen meteen dood neer.
Maar buiten ziet het luik zwart van de Frelons die in de gaten hebben dat er iets bij hun nest niet klopt maar die niet naar binnen kunnen en durven. Tientallen, misschien wel honderden.
De volgende dag komt er uit het nest een eenzaam maar luid en dwingend gezoem: de koningin die haar werksters roept. Er komt geen reactie.
Na twee dagen zijn er geen Frelons meer, maar begint het op zolder erg te stinken: het nest moet worden opgeruimd.
Het vergif zal voor het grootste deel verdampt en weggewaaid zijn.
Voorzichtig open ik het zolderraam.
Er vliegen wat Frelons rond maar ze zijn niet agressief.
Het nest heeft het begeven en is grotendeels in de dakgoot gevallen.
Daar zijn de dode insecten en larven gaan rotten, wat de stank veroorzaakt.
Met schep en riek wordt alles naar de brandplek gebracht en met lampolie overgoten.
Vanwege de eerdere ervaringen doe ik er houtskool en stro bij om het vuur feller te maken en langer te laten branden.
Het is een groot nest: vijf verdiepingen en een zesde in aanbouw.
In iedere verdieping honderden raten waarvan er veel leeg zijn, die larven zijn gestorven en eruit gevallen, maar evenveel nog vol.
En vol leven.
Wriemelende larven en waskleurige bewegingloze wespen, de poppen.
Ook poppen die al wel kleur hebben maar nog niet helemaal ‘af’ zijn.
Als het nest brand komt er een volwassen wesp tevoorschijn.
Die ziet er iets anders uit dan andere Frelons. Iets meer met de vorm van een horzel.
Maar het meest opvallend is de kleur: donker oranje gestreept in plaats van felgeel.
(Is het toeval dat ons koningshuis ‘van Oranje” heet?)
Weer stijgt de heerlijke geur die aan vers geroosterd brood doet denken op.
En weer moet ik vier of vijf keer opnieuw olie toevoegen om de brand erin te houden.
Nu de vijand verslagen is treur ik om hem.
Eigenlijk hebben de diertjes niets verkeerds gedaan.
We hebben met zes personen vlakbij geleefd en NIEMAND is door een Frelon gestoken.
Zelfs Finie niet, met haar gepest en gemep.
Toen het nest bespoten was en er tientallen Frelons op het luik zaten, stond ze buiten op drie meter afstand toe te kijken. (ik ben zelf wel een keer gestoken, maar dat was op het bosterras door een gewone kleine wesp, die klem zat tussen mijn been en mijn hand)
De Frelons zijn dus echt niet agressief.
Ze zijn ook duidelijk intelligent.
Dat bleek uit de zoekende dieren na de vernietiging van het eerste nest, de ‘inspectie’ bij de reparatie van het dak bij het onweer.
De snelheid waarmee natte delen van het nest werden verwijderd.
En de handelingen van de enige overlevende.
Twee dagen later loop ik langs de brandstapel en zie er een dier op.
Het dier ziet er raar uit, een soort flinke tor.
Het schrikt als het me ziet en probeert weg te lopen.
Als ik het volg begrijpt het dat weglopen niet lukt: het verstopt zich achter een stuk hout en houdt zich dan dood.
Pas als ik beter kijk zie ik dat het een overlevende Frelon is. Zijn vleugels zijn verschroeid en zijn rug is zwartgeblakerd.
Ik trap hem maar dood.