Cambriolage ©Dick van Tongeren
[email protected]
Er komt een gesprek binnen op mijn GSM.
Het is Philippe, hoor ik, maar hij klinkt wat opgewonden en op een doordeweekse werkdag in Nederland verwacht je niet een Franse boer aan de lijn te krijgen.
Er moet iets gebeurd zijn.
Ik vraag Philippe het nog eens te herhalen en nu langzamer, zoekend naar voor mij begrijpbare woorden, vertelt hij dat er een cambriolage is geweest in het huisje. Ik denk even aan een carambolage, iets met een auto, maar verwerp dat snel.
Ik begrijp opeens wat het moet zijn.
"Des voleurs?" onderbreek ik Philippe.
"Oui! Des voleurs." het klinkt opgelucht. Het moet voor hem ook een hele stap zijn om naar het buitenland te bellen met zo'n bericht.
Hij vertelt dat hij op een inspectieronde merkte dat er een raamluik los zat.
Toen hij ging kijken zag hij dat er een raampje was ingeslagen en dat er deuken van een koevoet in het raamkozijn en de deurpost waren.
Hij had binnen rondgekeken maar niets vreemds gezien en daarna raam en luik dichtgespijkerd.
Mijn voorspelling is uitgekomen.
Die zomer stonden we buiten terwijl over het Varkenspad achter ons huis een vijftal door paarden getrokken karretjes met jongelui voorbij kwam.
Een van de begeleiders, een jonge man met heel lang, blond en dun haar keek naar mij, het huis en de nissenhut op een manier die me niet beviel.
"Binnen een paar maanden krijgen we inbrekers" zei ik tegen Finie. Mijn voorgevoelens bedriegen me zelden.
"Wat kun je daartegen doen?" vroeg ze.
"Niets"
Een onbewaakt en onbewoond huis aan de bosrand waarvan de eerste buren honderden meter verderop wonen is kwetsbaar: ze hebben alle tijd en gelegenheid.
Als we een paar weken later aankomen merken we wat er gestolen is: de magnetron, al het elektrische gereedschap, mijn mooie verzameling beeldhouwhamers.
En onze voorraad kaarsen en waxinelichtjes is weg.
Gelukkig zijn er geen vernielingen of andere sporen van vandalisme. De volgende dag merkt Finie nog iets raars: de keukenkast lijkt zo leeg.
Als ze het nakijkt blijkt dat de inbrekers nogal wat bakvormen, borden, mokken en glazen hebben meegenomen.
Blijkbaar hebben ze rustig uitgezocht wat ze mooi vonden want ze moeten hele stapels hebben doorgewerkt om de mooie exemplaren te selecteren.
Met Philippe ga ik aangifte doen. De gendarme schrijft alles op en de volgende dag komen een paar agenten alles ter plaatse bekijken.
Mijn koevoet wordt vergeleken met de sporen aan het raamkozijn: de inbrekers hadden een veel groter exemplaar.
Dan worden er foto's genomen van de plek waar de magnetron gestaan heeft.
Geinig, een foto van een lege plek, van iets wat er niet meer is!
Over mijn vermoedens zeg ik niets: je kan iemand niet beschuldigen op basis van een blik die je maanden geleden is opgevallen en een voorgevoel.
Toch houd ik de verdachte jongeman en zijn makkers in de gaten.
Ze wonen in een groot huis vlak bij de kerk.
Een opvallende groep jongelui die vaak de ramen van hun huis wijd open hebben, zeer on-Frans, en dan luide muziek draaien en uit het raam hangen.
De verzekeringsagent komt langs en neemt de lijst die ik maak zonder meer aan, ook al heb ik geen bewijzen van aankoop.
Hij verteld: "Vorige maand was ik bij een huis waar ze door het dak zijn binnengekomen.
Dakpannen gewoon naar beneden gegooid en in het dakbeschot een gat gemaakt. Buit: een blikje knakworst!"
Ik krijg de door mij geschatte waarde helemaal uitgekeerd.
Er zijn in de buurt de laatste tijd regelmatig inbraken en diefstallen en men vermoedt dat er bendes Bulgaren over het platteland zwerven die overal hun slag slaan en daarna naar een andere streek verdwijnen. Het gonst van de geruchten.
Om toch ìets te kunnen doen tegen inbrekers installeer ik een zelfgemaakt inbrekersalarm dat bij beweging in huis allerlei zeer luide toeters en bellen laat afgaan. Het zal voor inbrekers niet aangenaam zijn om binnen te komen en te blijven. Alarm buiten lijkt me zinloos: er zal heus niemand komen kijken op een beetje lawaai honderden meters verderop.
Meer kunnen we niet doen. Behalve afwachten of de gerdarmerie meer succes heeft.